afb. Kris Roderburg, 2008

238. Jacob van Balen, 1622

steensoort: rood geaderd, wit en zwart marmer
maten: 125 x 230 cm
locatie: schip

Het betreft een epitaaf, bestaande uit een tempelachtige nis met erboven een bekroning en eronder een inscriptieplaat.
De nis bestaat uit twee halfzuilen tegen pilasters, die via bases rusten op een afgeronde onderplaat en die via korinthische kapitelen een bovenlijst dragen. Deze lijst bestaat uit een architraaf met geprofileerde onder- en bovenzijden. Hierboven is nog een dekplaat aangebracht die in het midden van de voorzijde terugspringt. Aan beide zijkanten zien we een voluut boven een geprofileerde kwartcirkel. De bekroning bestaat uit een ovaalvormige plaat die is gevat tussen twee voluten. In dit ovaal is het ingekleurde wapen aangebracht boven een banderol met een spreuk. De onderaan bevestigde inscriptieplaat heeft inzwenkende voluutachtige zijden. Hierop is de inscriptie te zien, in kapitalen.
In de nis zien we twee knielende figuren, de man links en de vrouw rechts, ieder voor een bidstoel aan weerszijden van een groot kruis waarvan het crucifix is verdwenen. De aanhechtingsgaten zijn echter nog te zien. De voorkanten van de bidstoelen laten een voluut zien. De figuren zijn gekleed in een ondergewaad en een mantel. Beide hebben geplisseerde kragen en de vrouwenfiguur een extra hoofdband.
Hezenmans vermeldt in 1866 dat het crucifix op de lijst stond van te verwijderen objecten, welke lijst door de kerkenraad in 1640 aan de stadsregering werd voorgelegd. Zijn opmerking dat er op een later tijdstip een nieuw crucifix voor in de plaats is gezet, zou kunnen kloppen, aangezien Martini, tussen 1821 en 1843, een afbeelding van de epitaaf geeft mét crucifix. Dit crucifix moet dan in de loop van de negentiende eeuw weer zijn verdwenen, daar het niet meer wordt afgebeeld in Smits in 1912. Ook enkele andere details kunnen verloren zijn gegaan. Zo beeldt Smits boven beide voluten die de hoofdvoorstelling omgeven, een engelenkopje onder een vleugel af en aan de onderzijde van de inscriptieplaat een iets groter engelenkopje tussen twee vleugels. Het grotere engelenkopje tussen twee vleugels onderaan wordt genoemd én afgebeeld bij Martini, maar hij noemt weer niet en beeldt ook niet af de engelenkopjes aan de zijkanten. Mosmans vermeldt in 1931 expliciet dat alle drie engelenkopjes zijn verdwenen. 1. De bij deze epitaaf behorende grafzerk is nummer 329, gelegen in de noordelijke travee van het zuidtransept.
De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch II (2010) 651
Le Grand Théâtre
39
Le Grand Théâtre Sacre' de Brabant, Tom. II. Part. II. (1734) 39
Smits (316)
Devies:
sic jungimur ambo.



memoriae sacrae.
viduae, clientes, pauperes, cives, forum,
astraea, sophia, historia, musarum chori
nequiere morti eripere balenum suum.
sic nempe cautum est: omnibus restat mori,
sed vita justis redditur: malis perit,
jacobo baleno, sibique angela creeftia
ut pridem tori, sic tandem tumuli consors p. c.
obiere, ille anno christiano m.d.cxxii, xii kalendas frebuarias.
haec m d c.



De afmetingen van dit epitaaf, dat aan den Zuidelijken muur der uiterste zijbeuk van het schip der kerk is bevestigd, bedragen: 1,25 bij 2,30 Meter.
De datum op den voorlaatsten regel beteekent: „ ante diem XII Kalendas Februarias” d.w.z.: 21 Januari. Bij den overlijdensdatum van Angela Creeft op den laatste regel is alléén het jaar 91600) vermeld.
C.F.X. Smits, De grafzerken in de kathedrale Sint Janskerk van 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1912) 317-318
Artikelen
2010

Jan van Oudheusden en Harry Tummers (red.)

238. Jacob van Balen, 1622
De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : II Schip (2010) 651
 
Literatuur en bronnenpublicaties

J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 139, 150

C.F.X. Smits, De grafzerken in de kathedrale Sint Janskerk van 's-Hertogenbosch (1912) 317-318

Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 88

n: vermelding in een voetnoot